Vrouwen zijn met een inkomensopmars bezig in de meest welvarende landen van de wereld. Maar tot de allerrijksten behoren ze juist steeds minder. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van de London School of Economics.
In acht OESO-landen bekeken de onderzoekers de belastingdata sinds de jaren tachtig. Ze kozen Denemarken, Spanje, Italië, Noorwegen, Nieuw-Zeeland, Australië en het Verenigd Koninkrijk omdat deze staten hun onderdanen individueel belasten. In Nederland en een aantal andere landen gebeurt dit juist per huishouden.
Rijkste 0,1 procent
Vrouwen zijn rijker geworden in de voorbije decennia: zij zijn beter vertegenwoordigd in de rijkste 10 procent. Maar er is bijna geen toename in de hoogste 0,1 procent, wat erop kan duiden dat het zogenoemde glazen plafond een realiteit is voor de allerhoogst betaalde banen in de onderzochte landen.
In het Verenigd Koninkrijk bestaat de rijkste 0,1 procent uit zo’n 53.000 mensen. Slechts 9 procent van hen is vrouw. In alle bekeken landen is minder dan een derde in de bovenste 10 procent vrouw, met Noorwegen als een ‘uitschieter’ van 22 procent.
Bekijk de tabel hieronder:
In het Verenigd Koninkrijk is het aandeel van vrouwen in de rijkste 0,1 procent zelfs gedaald, van 9,6 procent in 1995 tot 9,2 procent in 2013.
Een van de co-auteurs van het rapport Alessandra Casarico zegt: "Vrouwen maken tegenwoordig een groter deel uit van de groepen met een topinkomen, maar ze zijn nog steeds een opvallende minderheid en worden schaarser richting de top. De opbouw van inkomen is van belang. Vroeger waren de huizenbezitters de rijken, maar zij zijn vervangen door CEO's en ondernemers. Vrouwen zijn in die groepen niet breed vertegenwoordigd."